Lisdodde is een plant met verschillende toepassingen die op natte veenbodems verbouwd kan worden. In Nederland bestaan twee inheemse soorten lisdodde: grote lisdodde (Typha latifolia) en kleine lisdodde (Typha angustifolia).
Zaaien
Het zaaien van lisdodde kan het beste rond eind april en begin mei, maar kan later in het seizoen ook (tot in juli). De temperatuur en waterstand zijn hierbij erg belangrijk en moeten precies goed zijn. Het zaad kan worden gewonnen uit de sigaren die in grote getalen aan de bloeistengels verschijnen.
Het is ook mogelijk om voorgekweekte lisdoddeplantjes in te planten wanneer de omstandigheden niet goed zijn voor zaaien.
Lisdodde is een meerjarig gewas, in het najaar sterft het bovengrondse gedeelte af maar de wortels blijven leven en groeien in het volgende jaar weer uit. Er hoeft dus niet elk jaar gezaaid te worden.
Groei
Gangbare gewassen houden niet van natte voeten, maar een lisdodde kan daar als moerasplant uitstekend tegen. Lisdodde groeit graag op een waterverzadigde bodem waar hij natte of op z’n minst vochtige voeten heeft. Dit kan zowel klei als veen zijn.
Het is een snel groeiende, productieve plant die snel voedingsstoffen kan opnemen.
Het vernatten van veengrond voorkomt veel CO₂ uitstoot (zie kader). De teelt van lisdodde verbetert bovendien de waterkwaliteit en de plant kan dienen als lokale grondstof voor onder andere bouwmaterialen.
Met lisdoddeteelt is tot nu toe vooral ervaring opgedaan met kleinschalige pilotvelden Er wordt nu gewerkt aan opschaling.
Oogst
De beste oogsttijd voor het hoogste proteïnengehalte is meestal begin juni.
Deze oogst kan gebruikt worden voor vezels in plaatmateriaal, terwijl de proteïnen geschikt zijn als veevoer.
Aan het eind van de zomer verplaatsen de planten hun voedingstoffen van de stengels naar de wortels onder water. Alleen de vezelrijke bruine stengels blijven dan over. In het voorjaar komen dan vanuit de wortelstokken nieuwe planten op. De winteroogst is het meest geschikt voor isolatiemateriaal.
Toepassing
De stengels van lisdodde bevatten luchtgangen die de plant gebruikt om de delen onder water van zuurstof te voorzien. Deze gangen geven een goede structuur voor bouw- en isolatiemateriaal en ook als grondstof voor potgrond.
Binnen de potgrondindustrie wordt druk gezocht naar materialen om turf te vervangen. Er wordt met interesse naar lisdodde gekeken, maar potgrond op basis van lisdodde is nog in de ontwikkelingsfase.
CO₂ en natte teelt, hoe zit dat ookalweer?
Veengebieden in Nederland stoten jaarlijks tussen de zes en zeven miljoen ton CO₂ uit. Terwijl alle ecosystemen in Nederland bij elkaar ongeveer drie miljoen ton CO₂ per jaar opnemen. De CO₂ komt vrij uit ontwaterd veen doordat het organisch materiaal waaruit veen bestaat, na drooglegging in contact komt zuurstof uit de lucht. Dit stelt micro-organismen in de bodem in staat om het veen af te breken waarbij CO₂ vrijkomt. Met het vernatten van veengebieden kan de CO₂-uitstoot worden verminderd. Het nadeel is dat veengebieden die vernat worden, niet meer gebruikt kunnen worden als weidegrond. Moerasplanten zoals de lisdodde, maar ook riet, zegge, wilg, veenmos en els bieden dan uitkomst. Een ander probleem is dat vernatting ervoor kan zorgen dat er meer methaan in de atmosfeer komt. Na vernatting kunnen de methaanemissies mogelijk iets toenemen. Maar hoewel methaan een sterk broeikasgas is, blijft het niet lang in de atmosfeer. CO₂ heeft een minder sterk broeikas-effect, maar blijft veel langer in de atmosfeer, waardoor het uiteindelijke effect op het klimaat groter is. Om deze reden is het klimaattechnisch beter om veengronden te vernatten zodat de CO₂-uitstoot stopt. Het alternatief om half te vernatten is uitstel van executie; de schadelijke emissies van het veen gaan door, en het klimaat wordt verder geschaad. Ook de bodemdaling wordt slechts minimaal geremd.
Met dank aan Koen Brouwer van Stichting Bargerveen en Aldert van Weeren van Wetland Products.
Teksten en beelden uit dit artikel mogen alleen worden overgenomen na schriftelijke toestemming van de redactie.