Vertel het verhaal

Negen verhalen over biobased wonen en leven: de aanbevelingen

Inzicht in hoe mensen in biobased huizen (willen) wonen

In de drie nummers van het Biobased Magazine staan in totaal negen verhalen uit de verhalenbundel ‘Biobased Wonen en Leven’, waarin de vraagkant van biobased wonen centraal staat. De verhalen zijn gemaakt om meer inzicht te krijgen in hoe verschillende groepen in de samenleving in biobased huizen (willen) wonen. Welke mogelijkheden van biobased woonvormen zijn er al? Wat zijn kansen en belemmeringen waar initiatiefnemers tegenaan lopen? Op basis van deze negen verhalen zijn geen allesomvattende conclusies te trekken. Wel zijn interessante bevindingen en inzichten samengevat in onderstaande aanbevelingen.


1. Biobased bouwen kent verschillende typen initiatiefnemers

Er is een globaal onderscheid te maken tussen (drie) groepen initiatiefnemers en bewoner
met verschillende motieven om te kiezen voor biobased bouwen en wonen. Ten eerste zijn er de pioniers; dit zijn ondernemende koplopers met een sterke drive om energievriendelijk te wonen en te experimenteren. Ze verkennen en benutten de mogelijkheden van biobased bouwen. Het biobased wonen omvat bij hen meer dan de woning of het woongebouw. Het is een idealistische manier van duurzaam leven zoals we zien bij verschillende initiatiefnemers (Ecodorp Boekel, Strobouwers Oosterwold, Strowijk Iewan, BWWB Den Bosch), die zelf hun klimaatpositieve woning bouwen en grote waarde hechten aan het zelf uitzoeken van biobased materialen. Hier ligt de lat van duurzaamheid hoog. Het gaat vaak samen met bewust kleiner wonen en een meer collectieve woonstijl. De collectief particulier opdrachtgeverschappen (CPO’s) ontstaan door bevlogenheid/drive van een of twee kartrekkers, de ‘enthousiasmeerders’ en het hebben van een gedeelde droom.
Een tweede type initiatiefnemers zijn aanhangers die zich in hun waardenoriëntatie verwant voelen met biobased bouwen, maar die minder tijd en vaardigheden hebben om het geheel zelf te ontwikkelen en uit te voeren. Ze zijn in wisselende mate betrokken (geweest) bij de ontwikkeling van een project en laten een (groot) deel van de beslissingen over aan professionals en ontwikkelaars. Voorbeelden zijn Kerckebosch Zeist en Stories in Amsterdam. Afhankelijk van het project hebben bewoners extra geld over voor hun biobased woning, hoewel houtbouw niet altijd duurder hoeft te zijn. Een biobased woonproject verschaft een onderscheidend verhaal waarmee de bewonerszich kunnen identificeren. Een (derde) groep is te omschrijven als ‘consumenten’. Zij hebben niet altijd een voorkeur voor biobased wonen. Deze pragmatisch ingestelde groep kijkt op de eerste plaats naar locatie en betaalbaarheid. Voor kopers moet de prijs-kwaliteitsverhouding goed zijn. Huurders hebben veelal minder te kiezen. Via ontwikkelaars en corporaties komen zij in aanraking met biobased woningen. Daardoor kunnen ze geleidelijk aan vertrouwd raken met biobased wonen. Een voorbeeld is het project M’DAM. Kopers en huurders verwachten hier dat een biobased woning aan dezelfde eisen voldoet als een woning van beton of steen. Het wonen in hout is bij hen niet radicaal anders dan in een betonnen woning.

2. Realisatie van een duurzame woon- en leefomgeving kan snel

Bij biobased bouwen gaat het om een (woon) gebouw. Maar is er ook een relatie met de directe leefomgeving die een aanvullende betekenis heeft voor het project, zoals een voedselbos of voedseltuin, de combinatie met permacultuur en een landschappelijke inpassing. Op verschillende manieren gaan alle projecten een wisselwerking aan met hun landelijke, suburbane of stedelijke omgeving. Bijvoorbeeld als natuurinclusieve gebiedsontwikkeling in Kerckebosch Zeist of via stadslandbouw in Oosterwold. Of als natuurinclusief gebouw in een stedelijke omgeving zoals bij beide projecten in Amsterdam. De behoefte aan een gezamenlijke duurzame leefwijze komt tot uiting in een gemeenschappelijke tuin/ binnenruimte/leefomgeving. Biobased bouwen vindt plaats op verschillende locaties: binnenstedelijk, in buitenwijken, dorpen en het landelijk gebied. Verdichtingslocaties lenen zich goed voor houtbouw omdat het aantal verkeersbewegingen tijdens de bouw veel lager is dan bij betonbouw. Alles is voorgezaagd en prefab aangeleverd. Een hijskraan plaatste in een mum van tijd het hele huizenblok (Kerckenbosch Zeist) of de appartementen als modules (M’DAM). Strobouw wordt bij een stedelijk project (Torteltuin) als minder geschikt gezien vanwege de dikte van de muren bij kleine woningen die ten koste gaan van het vloeroppervlak. Voor onder de grond bouwen – zoals voor een parkeergarage – blijft beton nodig.

3. Mogelijkheden voor nieuwe (collectieve) woonconcepten

Met biobased materialen zijn nieuwe woon- concepten met onderscheidende kwaliteiten gerealiseerd. Dit leidt tot architectonische en typologische innovaties. Prijswinnend voorbeeld is de ecologische architectuur van Dijkhuis Strijensas, een ontwerp van hout, multiplex en OSB-platen, waarbij de ruwbouw ook afbouw is. De bouwstijl ‘Eco-brutalisme’ is een voorbeeld van praktische ongebruikelijke oplossingen en geschikt voor kleinschalige woonprojecten. Andere spraakmakende projecten zijn in collectief verband opgezet als wooncoöperatie of CPO (Strowijk Iewan Nijmegen, Ecodorp Boekel, BWWB Den Bosch, Torteltuin, Stories (beide Amsterdam)) waarbij de toekomstige bewoners samen de woningen en gemeenschappelijke leefomgeving ontwikkelden. Dat heeft te maken met de gelijkgezinde waarden van de initiatiefnemers waarbij niet alleen ecologische, maar ook sociale duurzaamheid centraal staat. Er is sprake van een nieuwe wooncultuur; andere manieren van wonen, werken en (samen)leven waarbij de term ‘woonconsument’ niet langer past. Het zelfbouwproject in Oosterwold komt voort uit individueel opdrachtgeverschap, maar is tevens ingebed in een bredere beweging van strobouwers die elkaar onderling helpt. Biobased gebouwen met collectieve voorzieningen bevorderen gemeenschapsvorming.

4. Biobased bouwen maakt betaalbaar wonen mogelijk

De in deze verhalenbundel beschreven projecten zijn in de afgelopen jaren op verschillende momenten gerealiseerd in een markt die sterke fluctuaties kende in woningprijzen, hypotheekrentes en bouwkosten. Een aantal van de projecten is ontwikkeld in de economische crisis van 2012-2014, waaronder BWWB Den Bosch en Strowijk Iewan in Nijmegen. De toekomstige bewoners van deze gemeenschappelijke woonvormen kregen tijdens de stagnatie van de woningmarkt met subsidies en steun van gemeenten en provincies een kans. Ook de rol van de grondprijs kan bepalend zijn. Het project in Den Bosch kreeg van de gemeente tijdens de bouwcrisis tegen relatief lage kosten een kavel aangeboden. Omdat de bewoners van Ecodorp Boekel veel zelf doen, lukte het om de klimaatpositieve woningen voor 180.000 euro te realiseren, en ze vervolgens als sociale huurwoningen aan zichzelf te verhuren. In Oosterwold was de grondprijs voor de eerste initiatiefnemers relatief goedkoop waardoor het ook voor middeninkomens mogelijk was om hoogwaardig duurzaam te bouwen. Dat de financiering niet een onoverkomelijk issue hoeft te zijn, bewijzen de projecten Ecodorp Boekel, Strowijk Iewan en Dijkhuis Strijensas. Stories in Buiksloterham is nog voor de sterk stijgende woningprijzen als CPO ontwikkeld en was daardoor bereikbaar voor midden-inkomens. Het is in Nederland als startende woongemeenschap daarentegen bijna onmogelijk geworden om bij een bank aan te kloppen voor een hypotheek. De totstandkoming van wooncoöperatie Torteltuin op IJburg is door stijgende bouwkosten en rentes op dit moment nauwelijks haalbaar.

Houtbouw en CLT-toepassing kunnen tot een exclusief product leiden (Stories, Elix Kerckebosch Zeist) maar ook ingezet worden voor betaalbare koopwoningen (M’DAM, Dijkhuis Strijensas). Door zelf mee te bouwen kunnen kosten verminderen (Ecodorp Boekel, Strowijk Iewan en strobouwers Oosterwold). Daar staat wel een aanzienlijke tijdsinvestering van de initiatiefnemers om zelf te bouwen tegenover. Een aannemer moet ook open staan voor meehelpende opdrachtgevers. Om kosten te drukken, namen la-di-da Architecten van Dijkhuis Strijensas de rol van aannemer (i.s.m met de opdrachtgever) op zich. Dit betreft een bouwmethode waar onderzoek naar ecologische materiaalkeuzes, betaalbaarheid én efficiënt materiaalgebruik hand in hand gaan. Het is het vooruitzicht van een verdienmodel waarbij de architecten zelf de productie van hun ontwerpen coördineren om in eigen beheer te bouwen. Naast hout zijn ook stro en leem toepasbaar in sociale woningbouw (Strowijk Iewan, Ecodorp Boekel). De innovaties en verscheidenheid aan fysieke duurzaamheidsoplossingen is met name in Ecodorp Boekel (het burgerinitiatief dat onderdeel uitmaakt van de Crisis- en herstelwet) aanzienlijk doordat ze vrijuit innovatieve materialen en producten mogen testen en gebruiken.

5. Het doorbreken van mythes en taboes

In de vakgemeenschap is veel te doen om de mythes en taboes die er zijn rondom houtbouw en andere biobased materialen, met name ten aanzien van brandgevaar. Professionals ontkrachten deze mythes, maar in de praktijk blijken bewoners zich over bepaalde aspecten wel zorgen te maken. Nederlanders zijn al ruim een eeuw gewend aan wonen in baksteen en beton. Daardoor vinden veel mensen deze woningen gevoelsmatiger ook brandveiliger. Toch geven de geïnterviewden aan dat ze kennis hebben genomen van onderzoeksgegevens en over het algemeen niet bang zijn voor brandgevaar in CLT-complexen. Wel blijft er enige reserve, bijvoorbeeld met betrekking tot het (gepercipieerde) risico op brand bij elektrische auto’s in parkeergarages. ‘Branden in elektrische auto’s met lithium batterijen kunnen lang doorgaan’, geeft een bewoner van Stories aan. Hij vindt het daarom een veilig gevoel dat Stories een hybride gebouw met een betonnen onderstuk is. Brandgevaar blijkt ook een zorg in discussies over barbecueën op de balkons van M’DAM. Geluidsisolatie in (houten) appartementencomplexen is een belangrijk issue. Daarbij hoort ook het resoneren van trillende wasmachines zoals in Elix Kerkebosch Zeist en M’DAM. ‘Bij een nieuwbouwwoning van beton heb je minder geluidsoverlast’ geeft een bewoonster van M’DAM aan. De bewoners van Strowijk Iewan, Stories en Dijkhuis Strijensas geven met genoegen prijs dat de gevels van respectievelijk Douglas hout, Plato hout, en brandwerende cementvezelplaten 30 tot 50 jaar onderhoudsvrij zijn. Toch is bij de kopers van M’DAM ook onduidelijkheid over de onderhoudskosten van hun houten gevel en galerijen. Het lijkt erop dat vanuit de ontwikkelende partijen hierover te weinig is gecommuniceerd naar bewoners.

6. Naast versnellen en opschalen ook verbreden

Er zijn allerlei initiatieven om het biobased bouwen te versnellen en op te schalen. In de projecten die hier zijn beschreven verschilt de ontwikkel- en bouwtijd. M’DAM is in 8 maanden, Dijkhuis Strijensas in 11 maanden en Elix Kerckebosch Zeist in twee jaar tijd gerealiseerd. De collectieve zelfbouwprojecten kunnen enige jaren in beslag nemen. BWWB Den Bosch laat zien dat dit CPO project net zo snel ontwikkeld kon worden als een projectontwikkelaar dat zou doen. De bouw van Stories in Amsterdam ging gepaard met enige vertraging omdat de ontwikkelaar nog weinig ervaring had met houtbouw.

Houtbouw lijkt in Nederland geen traditie te zijn. Of die houtbouwtraditie is in de vergetelheid geraakt. De grote aannemers werken nog vaak met beton, staal en baksteen. Tegelijk is een grote duurzame beweging in opkomst. De projecten Elix Kerckebosch Zeist, Stories in Amsterdam en M’DAM in Monnickendam zijn geïnitieerd door ontwikkelaars. In Amsterdam bouwen ontwikkelaars – gestimuleerd door tenders van de gemeente – steeds meer in houtbouw. IJburg en Buiksloterham in Amsterdam zijn inmiddels belangrijke proeftuinen voor houtbouw. In de gesprekken werd ook een aantal keer aangegeven dat er nog weinig ecologische bouwers zijn. Het zijn met name de kleine partijen, die op het gebied van innovatie en duurzaamheid hun nek uitsteken.

De kleinschalige particuliere projecten zijn lastiger op te schalen vanwege hun unieke karakter. En dat geldt ook voor projecten van collectieven. Kleinschalige particuliere initiatieven en collectieve projecten hebben veel baat bij stimulerende maatregelen voor onder andere de ontwikkelkosten of het versoepelen van regels. Denk aan de mogelijkheid om bouwkavels te creëren door bouwbestemming mogelijk te maken in (achter) tuinen zoals dat is gebeurd bij Dijkhuis Strijensas.

7. Bewoners waarderen biobased materialen

Bewoners praten vol enthousiasme over het bouwen met biobased materialen. Voor de zelfbouwers is het een ontdekkingstocht naar wat allemaal mogelijk is met biobased materiaal. Hout, stro, leem en kalkhennep zijn goed te bewerken. Het levert de zelfbouwers nieuwe vaardigheden op. Bewoners geven aan dat biobased materialen – hout, stro, leem, kalkhennep – zachter en gezonder aanvoelen dan steen. Biobased materialen leveren een constante en behaaglijke temperatuur op. Stro in combinatie met leem ademt en reguleert de luchtvochtigheid. De isolatiewaarde is goed tot uitstekend.

Strobouw lijkt voorbehouden aan koplopers. Hout trekt een bredere doelgroep aan. Bewoners van kruislaaghouten woningen praten iets zakelijker over dit bouwmateriaal, maar zijn zich – door de uitstraling, steunbalken, akoestiek – bewust dat ze in een houten woning wonen. Als men eenmaal woont in een biobased woning is men verrast door de woonkwaliteit van hout en stro. Zowel voor het bouwproces als voor het leefklimaat, maar ook vanuit esthetiek en voor beeldbepalende architectuur zijn biobased materialen van grote waarde.

Met uitzondering van Ecodorp Boekel hebben alle projecten een traditionele betonnen fundering. De fundering van de woningen in Ecodorp Boekel ligt op glasschuim, geopolymeer. Een aantal projecten zijn hybride appartementencomplexen met een betonnen kern voor de stabiliteit. Bij Strowijk Iewan in Nijmegen zijn sommige dragende muren van beton.

Biobased bouwen gaat hand en hand met technologische ingrepen en innovaties op het gebied van duurzaamheid en zelfvoorziening, van zonnepanelen, warmtepompen of een warmteaccu. De biobased woningen in Strowijk Iewan en Ecodorp Boekel zijn zelfvoorzienend en energieneutraal. Alle verhalen laten zien dat het voor midden- en lagere inkomens belangrijk is om weinig energie te verbruiken.

8. Inspirerende voorbeelden en vakkundige inzet cruciaal

Wat opvalt in de gesprekken met diverse generaties initiatiefnemers zijn de (verschillende) netwerken en clusters van initiatieven die de kunst bij elkaar afkijken, en inspiratie bij elkaar opdoen. Er zijn ook verschillende generaties te onderscheiden in het biobased bouwen. Voorlopers en professionals van bijvoorbeeld de VIBA waren al in de jaren zeventig actief. Die inspireerden vervolgens weer de volgende generatie zoals architect Michel Post. Tegenwoordig zien we opnieuw een sterk groeiende beweging van mensen die biobased willen wonen en architecten die biobased ontwerpen.

Initiatiefnemers putten inspiratie uit concrete voorbeelden, projecten die men voorbij ziet komen op internet, projecten en referenties van de architecten of bezienswaardige projecten zoals de aardehuizen in Olst, het ecodorp Sieben Linden in Duitsland of het circulaire paviljoen Circl op de Zuidas. Ook wordt verwezen naar de rijke houtbouwtraditie in Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Zweden.
Inspirerende voorbeelden van biobased woningen wil men fysiek kunnen ervaren.
Er is dan ook behoefte aan modelwoningen die men kan bezoeken om het binnenklimaat te kunnen beleven.

Initiatiefnemers kunnen niet zonder goede adviseurs. Deskundige professionals die voorop lopen in het biobased bouwen zijn onmisbaar (architecten, ecologische aannemers/bouwers, ambtenaren, procesmanagers, (concept) ontwikkelaars, adviseurs etc.). Bij verschillende projecten heeft de architect een leidende of zelfs sturende rol gehad. De bewoners en initiatiefnemers varen op de ervaring van een architect of zijn zelf ook professional, werkzaam in de wereld van duurzaamheid of architectuur.

9. Steun en wegnemen van belemmeringen belangrijk voor initiatiefnemers

Initiatiefnemers van biobased projecten hebben steun ondervonden van stimuleringsbeleid en meedenkende en faciliterende ambtenaren van gemeenten. Boekel, Amsterdam, Nijmegen en Den Bosch zijn gemeenten die ruimte geven aan bewonersinitiatieven en/of duurzame projecten stimuleren. Voor de realisatiefase is onder andere een (lage) grondprijs doorslaggevend. Ecodorp Boekel maakt onderdeel uit van de Crisis en herstelwet waardoor o.a. procedures en het verstrekken van vergunningen verkort kunnen worden. Subsidies van een provincie of een gemeente voor de voorbereidingskosten kunnen een (CPO) project net dat zetje geven. De unieke natuurinclusieve gebiedsontwikkeling in Zeist Kerckebosch is te danken aan de oprichting van de Wijkontwikkelingsmaatschappij (WOM) en de integrale aanpak. Ook organisaties als Strobouw Nederland en de Dutch Green Building Council worden genoemd. Een projectmanager met veel financiële en juridische kennis, een ambtenaar, een burgemeester of een welwillende woningbouwvereniging kan een stimulerende rol spelen.

Regelgeving die nog niet is ingesteld op duurzame ambities wordt als belemmering ervaren bij het realiseren van biobased wonen. Het blijkt dat projecten met een experimenteel karakter lastig kunnen voldoen aan de bouwnormen als het gaat om energieprestatie, brandveiligheid en geluidsisolatie. Zo moet bij het vergunningentraject worden aangetoond dat muren van stro voldoen aan een minimale isolatiewaarde en dat lukte bij een paar projecten alleen aan de hand van Duitse studies. En voor duurzaamheidssubsidies is veel kennis nodig. Hergebruik van materialen kan moeilijk zijn om gecertificeerd te krijgen.

De financiering door banken is een grote bottle neck. Zo verlenen sommige banken geen hypotheek voor een huis van hout of stro en blijkt een inboedelverzekering voor een houten woning niet mogelijk.
Op het gebied van bouwen zeggen initiatiefnemers dat er nog weinig ecologische aannemers en bouwers zijn. Stro zit bijvoorbeeld nog niet in de productieketen van grote aannemers en ook ontbreken detailboeken met standaard oplossingen voor houtbouw. Handboeken uit Duitsland en Zwitserland worden nu vertaald naar Nederlandse normen. De gestegen bouwkosten vormen een nieuwe belemmering. Daar loopt nu de generatie twintigers en dertigers tegenaan die een grote interesse heeft in duurzaam bouwen.

Aanbevelingen

Regelgeving: de rijksoverheid kan sturen op milieu-impact (MPG) en omgevingswaarden van biobased bouwen en dit financieel stimuleren.

Gemeenten hebben meer kennis nodig bij het verlenen van vergunningen voor biobased woningen. Ook kan flexibiliteit in de toepassing van kaders en regels (o.a. bestemmingsplannen) helpen.

Biobased initiatiefnemers zijn erbij gebaat als banken minder risicomijdend zouden zijn. Een rentekorting biedt perspectief. Duurzame wooncoöperaties zijn gebaat bij voorfinanciering en lagere rentes.

Vanuit de overheid een bewustwordingscampagne voor een breed publiek in gang zetten over biobased ontwikkelingen, en hernieuwbare, organische-, of restmaterialen.

Ondersteun als overheid de architecten, ontwerpers en materiaalonderzoekers die zich bezighouden met de ontwikkeling van biobased bouwmaterialen, nieuwe materiaaltoepassingen en geprefabriceerde en modulaire bouwcomponenten. Dit helpt om de klimaatdoelen te halen en het zijn oplossingen voor de wooncrisis.

Houd rekening met uiteenlopende woonvoorkeuren, vooral om het grote publiek mee te krijgen. Het publiek van woonconsumenten staat open voor duurzaam wonen, maar niet iedereen verlangt naar collectief wonen of wil jarenlang meedraaien in een ontwikkelproces.

Neem als overheid, marktpartij en bouwer de kwaliteitseisen en zorgen van bewoners serieus. Gebrekkige geluidsisolatie is een reële zorg, evenals zorgen over de kosten van onderhoud. Houd bij het opschalen en standaardisering van houtbouw ook rekening met kwaliteitseisen die gesteld worden aan een woning.

Voorkom als overheid en marktpartij dat versnellen en opschalen leidt tot een te eenvormige benadering. Het gaat niet om kwantiteit, maar om kwaliteit. Ondersteun als overheid wooncoöperaties en burgerinitiatieven bij hun ideeën en aanpak om meer betaalbare ecologische woonprojecten op te richten. Stimuleer als overheid ook woningbouwverenigingen en marktpartijen die het voortouw nemen in duurzame oplossingen.

Stimuleren van biobased bouwen betekent daarnaast het verrichten van evaluatieonderzoeken door kennisinstellingen naar gerealiseerde projecten.

Biobased bouwen stimuleren betekent in gezamenlijkheid (overheid, private partijen en kennisinstellingen) voorbeeldprojecten onder de aandacht brengen en modelwoningen openstellen voor een breed publiek. Waardevol zou zijn de komst van een laagdrempelig kennis- en informatiecentrum over biobased bouwen en wonen.

Dit is een enigszins ingekorte versie van de bevidingen en aanbevelingen zoals gepubliceerd in de verhalenbundel. Zie de link naar de bundel hieronder.

Meer weten?